Een voorbeeld: Jef, 5 jaar
Jef zegt enkele woordjes maar die zijn moeilijk verstaanbaar. Als hij iets niet begrijpt, wordt hij vlug boos. Hij leert dagelijkse activiteiten moeizaam aan. Zijn ouders moeten hem nog steeds helpen bij het eten en bij het aan- en uitkleden. Drinken uit een beker lukt al. Jef is nog niet zindelijk. Hij begon later te lopen dan de andere twee kinderen van het gezin. Jef beweegt houterig en traag. Springen lukt niet, maar hij trap al flink tegen een bal. Sinds enkele maanden tekent hij lijnen met een potlood. Voor knippen en puzzelen heeft Jef nog weinig interesse. Hij houdt ervan om torens te bouwen en weer omver te gooien en hij geniet van spelen met water en zand. In de klas vraagt Jef veel aandacht. Hij kan opvallend minder dan de andere kinderen.